[Smul]
SMUL, bijv. n., bij Kil. hetzelfde als smoel, en soel, thans zoel, of zwoel, laauw, warm; en smoel weder is bij hem zoo veel als zwoel weder. Zie zwoel. Voorts geeft hij nog aan smoel, of smul, de beteekenis van dronken, door wijn of sterken drank verhit. Van waar smullen, en de daarvan afgeleide woorden.