vrouwelijk is, in: waerin de grootmoedigheit de meeste smaak vint. Eindelijk is smaak ook wel eens een kwade smaak: mij dunkt er is een smaakje aan. Van hier smakelijk, smakelijkheid, smakeloos, smakeloosheid. Zamenstell.: smaakvermogen. Bijsmaak, broodsmaak, landsmaak, nasmaak, pepersmaak, rooksmaak, vischsmaak, vleeschsmaak, volkssmaak, voorsmaak, wansmaak, zoutsmaak, enz.
Smaak, hoogd. schmack, geschmack, komt van smaken.