[Sleutelbeen]
SLEUTELBEEN, z.n., o., des sleutelbeens, of van het sleutelbeen; meerv. sleutelbeenen. Van sleutel en been. Een been, dat in sommige dierlijke ligchamen, even als in dat van den mensch, het schouderblad en borstbeen aan elkanderen verbindt, en de gedaante van eene S heeft: zijn sleutelbeen was geheel vermorzeld. Zamenstell.: sleutelbeenader, sleutelbeenbreuk.