Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 451]
| |
slabben. Versche haring, die in de Zuiderzee gevangen wordt: de kustbewoners der Zuiderzee voeren hunne slabbe door gansch Holland henen. Deze haring noemt men denkelijk dus naar hare slapheid, van slap. Van hier slabber, een buisje, dat uitvaart om slabben te vangen, dus voorheen genoemd, eer men, in den jare 1416, het groote haringnet had uitgevonden. |
|