Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 445]
| |
slaaf verkocht in zijne jeugd. L.D.S.P. Van duizenden verloste slaven. Vond. Figuurlijk, een slaaf der zonde, gansch en al aan haren dienst overgegeven. Een slaaf van zijne driften, geheel aan derzelver heerschappij onderworpen. Van hier slaafachtig, slaafsch, slaven, slavernij, slavin, enz. Zamenstell.: slavenaard, slavenarbeid, slavendienst, slavenhandel, slavenhuis, slavenstand, slavenwerk, enz. Verslaven, enz. Slaaf, Kil. slave, slavoen, hoogd. sclave, fr. esclave, ital. schiavo, sp. esclavo, walach. sklabu, zweed. slaf, russ., deen., eng., neders. slave, komt van slaaf, een volksnaam, omdat de oude Duitschers en andere naburen der slaven hunne krijgsgevangenen uit die natie als lijfeigene knechten gebruikten, even als de Grieken de Cariers, wier volksnaam, volgens Thomas Magister, met den tijd, even zoo de beteekenis van eenen slaaf verkreeg. |
|