[Schutten]
SCHUTTEN, bedr. w., moet oulings, even als het vries. sjutten, de plaats van schieten bekleed hebben; blijkens de daarvan afstammende woorden geschut, schut, schutter, enz. En dat hetzelfde schutten schielijk in, om, door, of tusschen, schuiven beteekend moet hebben, blijkt uit schut, scherm, en de woorden, die daarvan afkomstig zijn.