[Schuldenaar]
SCHULDENAAR, z.n., m., des schuldenaars, of van den schuldenaar; meerv. schuldenaars en schuldenaren. Al wie gehouden is om iets aan iemand te doen, of te betalen: ik ben uw schuldenaar. En al wie iets jegens iemand misdaan heeft: gelijck oock wij vergeven onse schuldenaren. Bijbelv. Van hier schuldenares.
Schuldenaar, hoogd. schuldner, Ottfrid. sculdenar.