Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 421]
| |
Ongehouden tot betaling van geld, of geldswaarde: mogt ik zoo schuldeloos kunnen blijven! Vrij van misdrijf, of deszelfs veroorzaking, en ongehouden tot deszelfs straf: 't schuldeloos bloed der talrijk' offerhanden. L.D.S.P. Hij gedroeg zich schuldeloos. Van hier schuldeloosheid. |
|