Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Schuldbode] SCHULDBODE, z.n., m., des schuldbodes, of van den schuldbode; meerv. schuldboden. Van schuld en bode. Volgens Kil., een ambtenaar, die tot invordering van schulden gebezigd wordt. Vorige Volgende