[Schuitevoerder]
SCHUITEVOERDER, z.n., m., des schuitevoerders, of van den schuitevoerder; meerv. schuitevoerders. Van schuit en voerder, van voeren. Al wie eene schuit voert, dezelve als schipper bestuurt en. beheerscht. Te Amsterdam, bijzonderlijk, de schippers der kleine vaartuigjes, waarmede koopwaren van en naar de groote schepen vervoerd worden: die schuitevoerder bedient ons kantoor ook.