[Schrabber]
SCHRABBER, z.n., m., des schrabbers, of van den schrabber; meerv. schrabbers. Iemand, die schrabt, of een werktuig, waarmede men schrabt; waar is de schrabber gebleven? Zamenstell.: baardschrabber, potschrabber, varkensschrabber, verfschrabber, enz.