Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Schouwspeler] SCHOUWSPELER, z.n., m., des schouwspelers, of van den schouwspeler; meerv. schouwspelers. Iemand, die de schouwspelkunst oefent. De vrouwelijke benaming is schouwspeelster. Vorige Volgende