Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 370]
| |
meerv. schotten. Een inwoner van schotland, een schotlander: hij is een schot. De schotten. Zamenstell: schotland, een gedeelte van Groot Brittanje, schotlander, schotsman, enz. |
|