[Schot]
SCHOT, z.n., o., des schots, of van het schot; het meerv. is niet in gebruik. Schatting: schot en lot opbrengen. Dat land is schot noch lot onderworpen, behoeft geen schatting te betalen. Soe sullen sij vrij wesen van scote, van lote, van waken, van heervaerden enz. Privil. v. Dordr. Waarschijnlijk is dit schot afkomstig van het oude saxisch scot, beteekenende eene soort van tol.