[Scheurbuik]
SCHEURBUIK, z.n., vr., der, of van de scheurbuik; het meerv. is niet in gebruik. De naam eener ziekte, welke uit bedorven vochten des menschelijken ligchaams ontstaat, en zich door velerlei zonderlinge uitwerksels, en onder anderen door een' scherpen uitslag, openbaart; scorbutus, het schorbuut; anders ook bij ons blaauwschuit.
Daar de bewoners der zeekusten, wegens de zoutachtige zeelucht, en de Zeelieden, uit hoofde der veelvuldige gezouten spijzen, aan deze ziekte voornamelijk blootgesteld zijn, zoo is dit woord ook uit de noordsche gewesten tot ons gekomen. In het hoogd. heet deze ziekte scharbock, neders. schärbuk, zw. skörbjugg, eng. scurvy. Wachter leidt het van scherp af, dewijl de scherpte des bloeds de werkende oorzaak dezer ziekte is.