Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 332]
| |
schetst. Ontwerpen, bewerpen: eene zaak schetsen, een ontwerp daarvan maken. Iemands karakter schetsen, de voornaamste trekken daarvan opgeven. Dat beeld, dat landschap, enz. is fraai geschetst, in de teekenkunst. Van hier schetser, schetsing. Zamenstell: afschetsen. Zie schets. |
|