Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 294]
| |
Eene ronde. Halma neemt dit woord in dezelde beteekenis met deurwachter; doch het eerste lid van het woord, schaar, in den zin van hoop, bende, pleit voor de door ons opgegevene beteekenis, waarin Kiliaan het woord ook opgeeft. Nog vindt men het bij hem in den zin van wachtplaats, aangewezene verblijfplaats voor wachters; hoefslag. Van hier schaarwachter, een enkel man, tot eene schaarwacht behoorende. Schaarwacht, hoogd. scharwache. In het mekkelenburgsche is een werkw. scharwachen in gebruik, beteekenende: zich slapeloos in het bed omwentelen. Adel. geeft het woord in de eerst aangewezene beteekenis op. |
|