[Santorie]
SANTORIE, z.n., vr., der of van de santorie; zonder meerv. Duizendguldenskruid, een bekend gewas. Van het basterdlatijnsche woord centaurium; fr. centaurée, eng. centaury, sp. centoria.
Oulings was nog een ander woord santorie, ook sanctorie, in gebruik, beteekenende zeker speeltuig: En sijn inghegaan in iherusalem mit sanctorien en harpen. Bijb. 1477. Veel soets gheluyts van organen, van santorien, van pipen. Guld. Troen.