Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Rondas] RONDAS, z.n., vr., der, of van de rondas; meerv. rondassen. Een rond schild: met de rondas aan den arm. Hooft. Zij polijsten de schrikkelijke rondas. Vond. Wil spies, rondas, en schild gebruiken. L.D.S.P. Van het fr. rondache. Vorige Volgende