spaan, of roerstok, een Apothekers werktuig, roervink, enz. Aanroeren,
beroeren, beroerder, beroerdheid, beroering, beroerster, beroerte, doorroeren, inroeren, omroeren, ommeroer, of roerom, onderroeren, oproeren, verroeren, uitroeren, wegroeren, enz.
Roeren, hoogd. ruhren, neders. rören, vries. reren, ijsl. reira, angels. hreoran, eng. rear, zweed. röra, Otfrid. en Notk. ruoren, Isid. chihruoran, hriran, Ulphil. reiran, gr. ᾽οραρειν.