is rijk in woorden. De natuur is rijk in allerlei voortbrengselen. Van hier dat dit woord zich met allerlei zelfst. naamwoorden zamenvoegen laat, zoo als in: aalrijk, appelrijk, bladerrijk, bloedrijk, bloemrijk, boomrijk, deugdrijk, eerrijk, geestrijk, genaderijk, houtrijk hulprijk, kunstrijk, leerrijk, liefderijk, enz. Voorts wordt rijk ook als een z.n. gebruikt: hij is bij den rijcken in sijnen doot geweest. Bijbelv. Hij neemt het aangezigt der rijken niet aan. Dit rijk wordt, als men het nevens arm plaatst, meermalen niet verbogen; rijk en arm prijst hem, want hij zorgt voor rijk en arm. Van rijk stamt af: rijkaard, rijkdom, rijkelijk, rijkeling, rijcken, bij Kil., evenveel als verrijken, - rijkheid, oulings ook voor rijkdom, enz. Rijken, voor rijk maken, vindt men bij Spieg., Coornh. en anderen: dien nooddruft rijkt. Spieg.
Rijk, of rijck, hoogd. reich, Otfrid. richo, Notk. richolf, neders. riek, angels. rica, zweed. rik, ijsl. rikur, eng. rich, fr. riche, sp. rico, ital. ricco.