[Respijt]
RESPIJT, ond. z.n., o., des respijts, of van het respijt; zonder meerv. Van het fr. respit. Uitstel, tijdvergunning: ik gaf hem nog twee dagen respijt. Kil. heeft respijt, respirandi spatium, tijd om adem te scheppen, en dus uitstel - ook cessatio, moratoria prorogatio.