[Renegaat]
RENEGAAT, ond. z.n., m., des renegaats, of van den renegaat; meerv. renegaten. Van het middeleeuw. lat. renegatus, renegare, verloochenen. Iemand, die zijnen godsdienst verlaat, en tot eenen anderen buiten het Christendom overgaat; bijzonder gebruikelijk van Christenen, die den Mahomedaanschen godsdienst omhelzen. Van hier de spreekwijs: een turk is nog beter, dan een renegaat.