[Renet]
RENET, z.n., vr., der, of van de renet; meerv. renetten. Verkleinw. renetje. Zeker slag van appelen: blanke, gele, graauwe, groene, zoete, zure, renetten. Fransche renetten, enz.
Renet, eng. rennet, hoogd. renette, is ontleend van het fr. reinette, dat eenen appel der Koningin aanduidt.