[Reisapotheek]
REISAPOTHEEK, z.n., vr., der, of van de reisapotheek, meerv. reisapotheken. Van reis en apotheek. Een voorraad van de noodigste artsenijen, welke men op reis met zich voert, en de kist, of het kistje, waarin zich die artsenijen bevinden: ik neem altooos een reisapotheek mede.