[Reikhalzen]
REIKHALZEN, onz. w., gelijkvl. Ik reikhalsde, heb gereikhalsd. Van reiken en hals. Den hals reiken, rekken, uitstrekken, om iets te gemoet te zien, en dus een sterk verlangen naar zoodanig iets betoonen: ik reikhalsde naar dat geluk. Hij reikhalsde naar des Konings komst. Mijn haters zijn reikhalzend naar mijn dood. L.D.S.P. Van hier reikhalzing. Six van Chandel. en anderen bezigen rekhalzen.