Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 180]
| |
loof, regtgeloovig: bijkans elk kerkgenootschap noemt op zijne beurt zich zelf regtzinnig, en andere kerkgenootschappen onregtzinnig. Van hier regtzinnigheid, regtzinniglijk, enz. |
|