[Ree]
REE, reede, z.n., vr., der, of van de ree, reede; meerv. reeën, reeden. Eene legplaats voor zeeschepen, niet ver van de kust, waar zij een' goeden ankergrond hebben, en tegen wind en storm genoegzaam beveiligd zijn: dies deed hij de zijnen in zekere raazeils treden, die daar op de reede laagen. Hooft. De vloot zal op de reede leggen. Vond.
Ree, reede, hoogd. rehde, zweed. redd, eng. road, fr. rade, ital. rada, is een oud woord van noordschen oorsprong.