[Razernij]
RAZERNIJ, z.n., vr., der, of van de razernij; zonder meerv. De toestand van een razend mensch: in zijne razernij klapt hij alles op. Een wezen, dat men oulings, bij wege van persoonsverbeelding, uit zulken toestand vormde: de helsche razernijen schudden het slangenhaar verschrikkelijk. In gramschap zweemt zij veel naar eene razernij. Ook razerij.