[Ranen]
RANEN, bedr. w., gelijkvl. Ik raande, heb geraand. Smelten. Thans enkel in Vriesland gebruikelijk, maar weleer waarschijnlijk door het gansche noorden henen; zoo als wij uit het woord traan besluiten, dat door het gansche noorden henen voor gesmolten walvischvet gebezigd wordt, en, volgens Anderson, door andere volken van de noordelijke Moskoviten overgenomen zijn zou. Voorts houden wij ranen voor het stamwoord van ran, en rene, bij Kil. evenveel als rank, dun, tenger, en hier van schijnen de z. naamwoorden rank en rang af te stammen.