[Rabat]
RABAT, z.n., o., des rabats, of van het rabat. Dit bastaardwoord is in onze taal, even als in het hoogd., overgenomen van het fr. rabat, ital. rabatto, en beteekent, in de eerste plaats, eene afkorting op eene bepaalde som: drie ten honderd rabat geven. Ten tweede, een smal tuinbed, langs den muur, of de schutting, of elders, dat van den tuin als afgekort wordt: is dat rabat al bezaaid? In dezen zin heeft het woord een meervoud, rabatten. Ten derde, eenen lederen rand, die van de kap eener koets uitsteekt, om den regen van de koets te weren: dat rabat komt al te ver uit. Eindelijk een smalle strook boven eene gordijn gespannen: het rabat hing bij de gordijn neer. Van hier een ander bastaardwoord, rabatteren, fr. rabattre, ital. rabattere; ook in het kolfspel gebruikelijk.