Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Raasmaandag] RAASMAANDAG, z.n., m., des raasmaandags, of van den raasmaandag; meerv. raasmaandagen. Van razen en maandag. Volgens Kil. oulings in Gelderland gebruikelijk, in plaats van verloren maandag, of koppermaandag. Zie koppermaandag. Vorige Volgende