[Provoost]
PROVOOST, z.n., m., van den provoost; meerv. provoosten. Van het fr. prevôt, prevots, en dit van het lat. praepositus. Eigenlijk iemand, die over iets gesteld is. In eenen meer bepaalden zin, die gene, welke de overtreders, onder de krijgslieden en schutters, gevangen neemt; ook kapitein geweldiger genoemd: hij zit al bij den provoost. En van hier wordt de gevangenis zelve, waarover zoo een provoost gesteld is, de provoost genoemd: hij heeft drie dagen in den provoost gezeten.