Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] [Procureur] PROCUREUR, z.n., m., des procureurs, of van den procureur; meerv. procureurs. Hetzelfde als het fr. procureur, lat. procurator. Pleitbezorger: notaris en procureur. Vorige Volgende