de werkzaamheid van eenen geneesheer, of heelmeester, in zijn beroep: die arts heeft eene uitgebreide praktijk. Als ook de wetenschap van eenen regtsgeleerden: mijn Notaris verstaat de praktijk. In deze beide beteekenissen heeft het woord geen meerv., maar enkel in die van list en treken: ik zal uwe praktijken wel ontdekken.
Praktijk, bij Kil. pracktycke, hoogd. practik, eng. practice, fr. pratique ital. prattica, is ontleend uit het middeleeuw. lat. practica, dat van het gr. πραξις afstamt.