[Portaal]
PORTAAL, z.n., o., des portaals, of van het portaal; meerv. portalen. Verkleinw. portaaltje. Eene min of meer uitgebreide afdeeling van een huis of ander gebouw, welke naast aan de deur gelegen is, en ook wel eens het voorportaal wordt genoemd: het portaal van het paleis stond vol bedienden. Overdragtiglijk: hij is nog maar in het portaal der wetenschappen, in derzelver eerste beginselen. Dit basterdwoord is genoegzaam onveranderd overgenomen uit het fr. portail.