[Port]
PORT, z.n., o., des ports, of van het port; meerv. porten. Het brengloon van eenen brief: het port van dezen brief is betaald. Ik heb vrij wat port te vorderen. Die brief doet dubbel port. Dit is een basterdwoord, ontleend van het fr. port, ital. porto, dat van het lat. portare, dragen, brengen, afstamt.