Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] [Pollevij] POLLEVIJ, polvij, z.n., vr., der, of van de pollevij; meerv. pollevijen. Sewel heeft polvei. De hiel van een schoen: schoenen met hooge pollevijen. Vorige Volgende