[Platteel]
PLATTEEL, (plattiel,) z.n., o., des platteels of van het platteel; meerv. platteelen. Staat in den uitgang gelijk aan het fr. plateau, een schotel. Zie eel. Het stamwoord is in het fr. plat, een schotel. Ook beteekent ons platteel, in de zamenstell. platteelbakker, platteelbakkerij, allerlei aardewerk; maar het blijft bij eenen schotel bepaald, in platteellecker, bij Kil., een tafelschuimer. Zie pateel.