[Plammoten]
PLAMMOTEN, bedr. w., gelijkvl. Ik plammootte, heb geplammoot. Bij letterverplaatsing, van het verouderde en bij Kil. voorkomende palmmotten, met vuile handen betasten, bezoedelen: gij moet dat schoone linnen zoo niet plammoten. In de gemeenzame verkeering gebruikelijk. Oud. bezigt het in eenen goeden zin, voor kneden: ongelijke dingen tot eene gedaante plammooten.