[Pit]
PIT, z. n, m., van den pit; meerv. pitten. Bij Kil. en nog heden ten dage bij menigen Nederlander, het zelfde als put. Van dit gebruik van pit worden voorbeelden door van Hass. bijgebragt; en het eng. pit wordt genoegzaam in denzelfden zin gebezigd.
Auteursrechtvrij