[Pillegift]
PILLEGIFT, z.n., vr., der, of van de pillegift; meerv. pillegiften. Een geschenk van doopheffers, of doophefsters, aan hunne petekinderen: men gaf dat voor eene pillegift. Zeer vele gissingen zijn omtrent den oorsprong van dit woord gemaaakt; eene waarschijnlijke is die, welke in het vervolg op Tuijnmans Fakkel voorkomt, waar pilgift wordt genomen voor pelgift, van pel, voor poel in kerstpel, d.i. doopvont; zoo dat pilgift, of pillegift, zoo veel zou zijn als doopgift. Het waarschijnlijkste is deze gissing, volgens welke pillegift zou zijn voor pellegift, van pel, voor allerlei deksel; zie dit woord; zoo dat pillegift zoo veel zou zijn als luurmande- of luijermandegift, dewijl men weet, dat, vooral oudtijds, eene pillegift in eene luurmand bestond, bevattende alles, wat tot deksel en kleeding van een kind behoort.