achter den pijler van het hof. Vond. Figuurlijk worden voorname voorstanders van het eene en andere deszelfs pilaren, of sieunpilaren genoemd: erkent voor den pilaer der vrijheid. Moon. Zamstell.: pilaarbijter, een huichelaar, die uit geveinsden eerbied de pilaren van eene kerk gestadig kust, of die uit bijgeloovigheid altoos in de kerk zit. Vrouwel. pilaarbijtster: een baghijne, een pijlaarbijtster. Clare Spieg, - pilaarhoofd, anders kapiteel, pilaarkap, pilaarschaft, pilaarvoet, enz
Pilaar schijnt even zeer als het hoogd. pfeiler, neders. piler, eng. pillar, ital. piliere, fr. pilier, sp. pilar, zweed. pelare, wallis. piler, boh. pilir, pool. filar, en lat. pila, van het gr. πυλη af te stammen.