Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] [Pikken] PIKKEN, bedr. w., gelijkvl. Ik pikte, heb gepikt, met pik bestrijken, zie pekken. Vorige Volgende