Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
verfkwast verschillende, dat het werktuig kleiner is, uit fijner slag van haren bestaat, en in een punt uitloopt: die schilder doet wonderen met zijn penseel. Overdragtiglijk, de schildertrant, of manier, waarin een stuk vervaardigd is: men ziet daarin een stout penseel, een vast penseel, enz. Zamenstell.: penseelmaker, penseelschrijver, die met een penseel schrijft, enz. Penseel, zweed. pensel, eng. pencil, pool. penzel, hoogd. pinsel, fr. pinceau, ital. pennello, pennelletto, sp. pinzel, lat. peniculus, peniculum, penicillus, penicillum, stamt af van het lat. penis, welks beteekenis in het hoogd. pinsel, met die van een penseel gepaard gaat. |
|