strektelijk niets bezitten. Iemana tot den laatsten penning voldoen, hem volstrektelijk afbetalen. Zamenstell.: penningbloem, de bloesem van het penningkruid, dat dus genoemd wordt, omdat deszelfs bladeren den vorm van penningen hebben, penningmeester, penningmeesterschap, penningswaarde, of, zoo als het bij Kil. wordt uitgedrukt, penninckwaerde, en penninckwaere, van waar penninckwaeren, en penninckwaerden, tot geld maken.
Penning, hoogd. pfennig, bij Otfrid. pfentinc, penthing, pending, bij Willeram, phenning, in Tatian. phenningo, ijsl. penningur, zweed. penning, angels. pening, en penig, eng. penny, of peny, sclavon. penez, hung. penz, pool. pieniacz, stamt allerwaarschijnlijkst af van het oude, en in de taal van Wallis gebruikelijke, pen, eens menschen hoofd; want op de eerste muntstukken, die aan onze vaderen, en andere onbeschaafde volken van Europa, bekend werden, was het hoofd van den eenen of anderen Romeinschen Keizer afgebeeld, even als op den penning, bij wiens bezigtiging Jezus zeide: geeft den Keizer, dat des Keizers is. En naar die beeldtenissen noemt men in Zwitserland penningen angster, dat is, aangezigten.