[Patroon]
PATROON, z.n., vr., der, of van de patroon; meerv. patronen. Afgepaste, en in papieren cilinders gepakte ladingen voor ons kleine schietgeweer: Zij hadden al hunne patronen verschoten. Wanneer er in die patronen geene kogels vervat zijn, noemt men ze losse, en anders scherpe, patronen. Zamenst. patroontas. Het aanverwante hoogd. patrone bevat ook de zoogenoemde kardoezen voor het geschut.