[Patent]
PATENT, ond. z.n., o., van het patent; meerv. patenten. Stamt, evenzeer als het hoogd. en eng. patent, en het fr. en ital. patente, af van het middeleeuw. lat. patenta, dat eigenlijk eenen openen brief aanduidt. Bijzonderlijk wordt patent hier te lande gebezigd voor een lastschrift, dat aan krijgsbevelhebbers, of andere bedienden van den Staat, gegeven wordt, om het overal, waar zulks noodig wezen mogt, te vertoonen: ik kan niets uitvoeren, voor dat ik een welgezegeld patent gekregen heb. Tegenwoordig is het, sedert de invoering van de patenten, als eene landsbelasting, in algemeener gebruik: een patent om poeder te dragen, enz.