[Pastinak]
PASTINAK, z.n., vr., der, of van de pastinak; meerv. pastinaken. Anders ook pastenaken, pasternaken, pinsternaken, en pinksternakels. Witte peen, dus genoemd naar het lat. pastinaca, dat reeds bij Plin. voorkomt, en op vele plaatsen in het midden van Europa in het wild, doch bij ons in tuinen groeit: hutspot met pastinaken. Zamenst. pastinakenzaad.