[Passie]
PASSIE, ond. z.n., vr., der, of van de passie; zonder meerv. Het lijden van Jezus: is hij reeds aan de passie? predikt hij reeds over de lijdensgeschiedenis? Voorts de tijd, waarin over dat lijden gepredikt wordt, en welken men anders van het vasten, dat de Roomschgezinden daarin doen, met den naam van vasten bestempelt: hij heeft zich in de passie wel gekweten, fraaije redevoeringen gedaan.
Passie is evenzeer als het hoogd., fr. en eng passion, van het lat. passio, dat lijden beteekent, ontleend.